Afgekeken van de natuur – geoptimaliseerd in de praktijk!

De belangrijkste onderwerpen in de kalveropfok zijn tegenwoordig gezonde groei, automatisering en digitalisering. We willen de processen zo tijdbesparend en efficiënt mogelijk uitvoeren en zijn hier en daar echt ver verwijderd van een natuurgetrouwe opfok van de kalveren. Dat is economische gezien absoluut te rechtvaardigen en kan vaak helemaal niet anders functioneren.

Aan de andere kant heeft de landbouwkundige praktijk steeds vaker te maken met maatschappelijke kritiek. Wat kunnen of moeten we dus van de natuur leren, om onze kalveren gezond op te fokken en tot hoogwaardige melkkoeien te laten opgroeien? Wat kunnen we leren van de moedergebonden houderij, om zo dicht mogelijk in de buurt te komen van de natuurlijke omstandigheden en hoe kunnen we deze bevindingen ook implementeren in de “conventionele” kalveropfok?

Deze vragen proberen wij met het Holm & Laue NativeCalfConcept te beantwoorden.

1. Optimaal colostrum voeren

De betekenis van de levensbelangrijke eerste maaltijd van het kalf direct na de geboorte kan men niet genoeg benadrukken. Want het is niet alleen belangrijk om te bedenken, dat het kalf zijn eerste immuniteit uitsluitend te danken heeft aan de biestmelk – ook in de natuur is het eerste wat een kalf doet, zodra het kan staan, zoeken naar de uiers en dan biestmelk drinken.

Naast dit natuurlijke aspect moet u er bovendien rekening mee houden, dat er in de toekomst steeds minder medicijnen (met name antibiotica) zullen zijn die in de landbouw worden gebruikt. Daarom is het principe “Voorkomen is beter dan genezen” niet alleen een ethisch juiste instelling, maar een noodzakelijke reactie op beperkte behandelingsmogelijkheden van kalverziektes in de nabije toekomst. Een optimale immuniteit van de kalveren bevordert hun gezondheid en maakt ze resistenter tegen ziekteverwekkers waarmee ze onvermijdelijk in contact komen. Over de juiste manier van colostrum voeren en de ontwikkeling van de immuniteit van het kalf is veel gezegd en geschreven. Daar valt niet veel aan toe te voegen! Een enkel voorbeeld: Godden et al 2019 : Colostrum Management for Dairy Calves.

Het juiste voeren van colostrum is de basis voor alle verdere bouwstenen van het NativeCalfConcept. Daarom willen we hier de belangrijkste punten van het colostrummanagement hier samenvatten:

1.1. Beste kwaliteit: 50g IgG/liter

1.1.1 Gehalte aan immunoglobuline

Het gehalte aan immunoglobuline in de colostrum moet worden gecontroleerd (met de Brix-refractometer) en gedocumenteerd. Bij een IgG-gehalte van 50 g/l (komt overeen met Brix > 22%) kan het colostrum als eerste maaltijd worden gebruikt. Wanneer de kwaliteit minder is, moet men uitwijken naar een betere biestmelk uit een aangelegde voorraad of ervoor zorgen dat er daadwerkelijk minstens 4 liter wordt opgenomen (zie 1.2).

1.1.2 Hygiënische kwaliteit

Vaak wordt de hygiënische kwaliteit van het colostrum onderschat. Net als tijdens het normale melkproces moet ook bij net afgekalfde koeien worden gelet op zorgvuldige reinheid en uierhygiëne. Dat is bij het melken in het afkalfhok vaak niet eenvoudig! Ook de melkbussen, melkapparatuur en drinkflessen of -emmers moeten zo goed mogelijk worden gereinigd en indien nodig gedesinfecteerd. Ontoereikende hygiëne kan de volgende problemen veroorzaken:

  • Bacteriën komen door de open darmwand in de bloedbaan van het kalf voordat de wand na opname van de immunoglobuline wordt gesloten.
  • De immunoglobulines beginnen al in het colostrum, antilichamen te bestrijden. Daardoor zijn ze later niet meer beschikbaar voor de opname door de darmwand. De passieve immuniteit van het kalf is overeenkomstig slechter!

Ook wanneer warm colostrum te lang staat, vermenigvuldigen de kiemen zich (een verdubbeling van de populatie per 20 minuten). Daarom moet het gekoeld worden, wanneer het pas na een paar uur te drinken wordt aangeboden.

1.2. Juiste hoeveelheid: 4 liter

Om een bepaalde hoeveelheid aan antilichamen (immunoglobuline, met name IgG) in het kalf te krijgen is naast de kwaliteit ook de hoeveelheid van het colostrum beslissend. Het opnamedoel moet 200 g IgG zijn! Bij een gewenste concentratie van 50 g IgG per liter zouden de kalveren dus ca. 4 l melk op moeten nemen. Deze waarde is ook afhankelijk van de grootte van het kalf. Als vuistregel zou men kunnen zeggen: 10% van het geboortegewicht! Men moet het personeel in de praktijk het echter zo eenvoudig mogelijk maken. Dat betekent geen hoofdrekenen voor het personeel!

1.3. Optimaal tijdstip: 1e levensuur

In de eerste levensuren kunnen de antilichamen door een bijzondere opnameprocedure door de darmwand komen. Grote proteïnes en immunoglobuline kunnen door de darmwand dringen. Dat geldt, zoals hierboven al beschreven, ook voor bacteriën en andere ziekteverwekkers. Daarom houdt dit “mechanisme” maar enkele uren aan en sluit de darmwand. Al na 4 tot 6 uren is de opnamecapaciteit voor antilichamen nog maar 50% van de uitgangscapaciteit van direct na de geboorte. En 12 uren na de geboorte is het tijdsbestek voor de passieve immuniteit volledig verstreken.

Daarom is het optimale tijdstip voor de gecontroleerde uitgave van hoogwaardig colostrum het eerste levensuur van het kalf. In dit stadium kan ook worden vastgesteld dat de zuigreflex van het kalf nog sterk genoeg is om de vereiste 4 liter zelf op te nemen.

Waar het op neer komt:

Het colostrum voeren is en blijft de beslissende factor, die voor het kalf een gezonde toekomst mogelijk maakt. Elke boerin en elke boer moet bereid zijn om hiervoor duidelijk geformuleerde werkstappen vast te leggen en het succes daarvan ook te controleren.

2. Voeren van transitiemelk en volle melk

Transitiemelk, de melk van de tweede melkbeurt tot de eerste levering aan de zuivelfabriek blijft waardevolle ingrediënten bevatten zoals antilichamen en andere belangrijke bioactieve stoffen die een positief lokaal effect hebben in de darm en de ontwikkeling van darmvlokken en het darmmicrobioom bevorderen. Deze moet zo lang mogelijk worden gevoerd om met haar waardevolle ingrediënten een gezonde darmflora te blijven bevorderen.

Vervolgens moet bij voorkeur volle melk worden gevoerd. Volle melk is optimaal aangepast aan de verteringsenzymen van jonge kalveren. Want jonge kalveren kunnen uitsluitend hoogwaardige caseïne en melksuiker verteren. Het enzymenspectrum in de lebmaag staat tot aan de leeftijd van 4 tot 5 weken nog geen vertering van plantaardige eiwitten en koolhydraten toe.

Technische voorwaarden:

Het voeren van volle melk betekent echter een niet onaanzienlijke technische inspanning bij het opslaan, bereiden en voeren.

De MelkTaxi is ideaal geschikt om de melk te ontvangen in de melkstal of robot. Met de koelfunctie op de MTX-pasteur kan de melk worden afgekoeld, om haar dan vóór de volgende voerbeurt veilig te pasteuriseren, zodat de kalveren niet met schadelijke kiemen worden geconfronteerd.

Bij de drinkautomaat moet al aan meer technische voorwaarden worden voldaan: de opslagtanks moeten over een koelfunctie beschikken, want de melk staat hier minstens 12 uur lang beschikbaar om de kalveren mee te voeren.

Idealiter communiceert de melktank met de drinkautomaat en geeft hem een signaal wanneer de tank leeg is. Dan moet hij worden gereinigd en opnieuw worden gevuld. Met het nieuwe VolleMelkSmart-concept weet de CalfExpert-drinkautomaat al van tevoren, hoeveel melk er nog in de tank is of wanneer hij waarschijnlijk leeg zal zijn. Bovendien berekent de CalfExpert, hoeveel melk er tot de volgende keer vullen nodig is.

Zo wordt er nooit teveel melk op voorraad gehouden, wat het voeren met volle melk erg economisch maakt. Natuurlijk heeft de CalfExpert ook de mogelijkheid om de volle melktank in de eigen reiniging te integreren.

Welke technische voorwaarden u voor een succesvol volle melkbeheer met CalfExpert en MelkTaxi in acht moet nemen, vindt u hier in het blog!

3. De juiste kunstmelk

Zoals hierboven besproken hebben kalveren in de eerste 4 tot 5 levensweken caseïne en melksuiker nodig voor een optimale voeding. Wanneer in de beginfase kunstmelk wordt gevoerd omdat er geen volle melk kan worden gebruikt, moet hier worden gelet op de beste kwaliteit en de hoogste verteerbaarheid voor jonge kalveren. Niet alle kunstmelk voldoet aan deze voorwaarden. Daarom moeten de ingrediënten bij de keuze van de kunstmelk precies worden gecontroleerd. Indien nodig moet u bij uw kunstmelkleverancier ook meer informatie inwinnen, bijvoorbeeld over het volgende punt:

3.1. Osmolaliteit van de kunstmelk:

Naast de gehaltes van eiwit, vet, microvoedingsstoffen enz. is er een ander punt waarop moet worden gelet. Bijna alle kunstmelk heeft een hoge osmolaliteit! De osmolaliteit is de concentratie van oplosbare deeltjes in de massa van een vloeistof. Wanner vloeistoffen van een verschillende concentratie (osmolaliteit) door een doorlatend membraan zijn gescheiden, proberen de vloeistoffen door uitwisseling van water hun concentratie gelijk te maken. Wanneer dat bijvoorbeeld in de darm gebeurt, waar de darmwandcellen en het bloed een lagere osmolaliteit dan de opgeloste kunstmelk in de darm hebben, kan dit leiden tot verlies van water uit de lichaamscellen in de darmen. De gevolgen kunnen vloeibare ontlasting tot diarree zijn.

De osmolaliteit van het bloed bedraagt ca. 350 mOsm/kg. Volle melk heeft exact dezelfde waarde. Hier is het natuurlijke voer dus exact op de behoeften van de kalveren afgestemd. Veel kunstmelk heeft echter waarden van 600 mOsm/kg en daarboven.

Meer informatie over dit onderwerp vindt u hier in het osmolaliteitsblog.

3.2. Vetten in kunstmelk:

Anders dan plantaardige eiwitten en koolhydraten kunnen kalveren plantaardige vetten erg goed verteren. Daarom worden palmolie, kokosvet en dergelijke bij de kunstmelk gemengd. Alhoewel het zeer goede voedingsmiddelen voor kalveren zijn, zijn ze toch aan toenemende kritiek onderhevig omdat de teelt van deze voedergewassen vaak onder bedenkelijke omstandigheden plaatsvindt op vroegere regenwoudgebieden. Als we onze kalveren een dieet willen geven dat zo dicht mogelijk bij de natuur staat en dus ook hulpbronnen spaart, moeten we manieren vinden om deze vetten te vervangen door regionaal geteelde planten zoals koolzaad of zonnebloemen. De huidige pogingen om hiermee te voeren toen echter aan, dat deze plantaardige oliën slechter verteerbaar zijn voor de kalveren dan de geïmporteerde producten. Wetenschappers en onderzoekers werken momenteel aan een oplossing van dit probleem en proberen het product zo te bereiden dat het beter te verteren is.

3.3. Kunstmelk is ideaal voor het spenen van kalveren:

We willen hier niet de indruk wekken, dat kunstmelk niet geschikt zou zijn voor de kalveropfok. Integendeel: wanneer kunstmelk op de juiste manier wordt gebruikt is het een goede basis voor veel melkveebedrijven en kalvermesterijen. Ook de uitspraak dat volle melk optimaal is afgestemd op de spijsvertering van kalveren, wil niet zeggen, dat de kalveropfok alleen met volle melk zou functioneren.

Kunstmelk is erg geschikt om oudere kalveren langzaam van de melk te spenen. Met name wanneer, zoals hieronder beschreven, grote hoeveelheden melk (tot aan ad libitum) moeten worden gevoerd, is er vaak niet voldoende passen volle melk beschikbaar om alle kalveren te voorzien.

In de speenfase, wanneer de kalveren beginnen met het opnemen van krachtvoer, kan men ook kunstmelk gebruiken, waarvan de kwaliteit op het nieuwe enzymenspectrum van het kalveren is aangepast (bijvoorbeeld weipoeder).

4. Langzame overgang van het ene voer naar het volgende (bijvoorbeeld van volle melk naar kunstmelk)

Wanneer, zoals hier boven beschreven, verschillende soorten voor worden gebruikt (volle melk en kunstmelk), moet de overgang van het ene voer naar het volgens zo vloeiend mogelijk plaatsvinden.

Het spijsverteringssysteem heeft vaak een aanpassingstijd van 5 tot 10 dagen nodig voor een nieuw soort voer. Wanneer er dus van volle melk wordt overgeschakeld naar kunstmelk, moet dit langzaam gaan.

Dat is moeilijk met de MelkTaxi. Hier wordt meestal één mengsel met dezelfde samenstelling gemaakt voor alle kalveren. Een langzame overgang is op deze manier niet mogelijk voor de kalveren.

Met de drinkautomaat CalfExpert is deze overgang echter heel eenvoudig mogelijk. Hier worden passende aanpassingen in de voercurve gemaakt. De mengverhouding van beide soorten voer verandert dagelijks.

Dat is overigens ook mogelijk bij het voeren van twee verschillende soorten kunstmelk. Een hoogwaardige kunstmelk voor de jonge kalveren en een kunstmelk, die aan de behoefte van de kalveren die worden gespeend is aangepast.

5. Natuurlijke drinkhouding bij een kalf

Melkdranken moeten zonder uitzondering via een speendrinkautomaat worden gegeven om te voldoen aan de natuurlijke behoefte om te zuigen. Het drinken uit een emmer zonder speen past niet bij de fysiologie van de kalveren en kan er in de ergste gevallen toe leiden dat melk in de pens terechtkomt.

Omdat wij ons in het NativeCalfConcept willen oriënteren op de natuur, hebben we erop gelet, hoe de kalveren bij het moederdier zuigen. De kalveren zoeken hun moeder in de regel meerdere keren per dag op (6 tot 10 keer). Daarbij drinken ze ca. 5 tot 10 minuten lang en nemen ze ca. 2 liter melk op. Ze moeten dus erg hard “werken” om aan de melk te komen. Dat is te zien aan het duwen van de uiers en aan een intensieve speekselvorming.

In het NativeCalfConcept adviseren we om op drie dingen te letten:

5.1. Aangepaste speenhoogte:

De speenhoogte van de emmer of het drinkstation moet niet te hoog zijn. Een hoogte van ongeveer 65 cm is ideaal. Dat komt erg dicht in de buurt van de natuurlijke hoogte van de spenenhoogte aan de uiers. Natuurlijk moet de speenhoogte worden aangepast aan de leeftijd en het ras. Bij jonge Jersey-kalveren zijn wellicht ook lagere speenhoogtes geschikt.

De speen is aan het HygiëneStation van de CalfExpert bovendien 45° naar onderen gebogen. Daardoor wordt het kalf aangezet om zijn hals lang uit te rekken. Door deze natuurlijke drinkhouding wordt de keelgootreflex (kap-gootreflex) optimaal ondersteund, en wordt de melk voorbij de pens in de lebmaag geleid.

5.2 Intensief zuigen, geringe drinksnelheid:

Ondanks intensieve dranken nemen de kalveren de melk aan de uiers erg langzaam op. Zelden is het meer dan 300 tot 500 ml per minuut. Aan drinkemmers met soepel lopende spenen drinken kalveren vaak 1.000 ml en meer per minuut. Daar wordt de voerende persoon blij van, want het voeren van de kalveren is snel gedaan. Maar dit is niet optimaal voor de vertering. Zeer moeilijk lopende spenen verdienen echter de voorkeur. De kalveren nemen de melk langzamer op en produceren erg veel speeksel. Dit speeksel bevat enzymen die de spijsvertering ondersteunen. Niet alleen de vetten in de melk worden door de in het speeksel aanwezige lipasen afgebroken, maar ook melksuiker (lactose) wordt beter verteerd.

Een ander voordeel van een moeilijk lopende speen is de observatie dat de kalveren vaak moe in het stro gaan liggen nadat ze lang aan de speen hebben gezogen. Het zuigen bij elkaar of intensief likken aan de stalinrichting zie je dan nog maar zelden.

De drinksnelheid aan de drinkautomaten kan men goed volgen. Deze moet gemiddeld onder de 500 ml liggen. Meer informatie over langzaam drinken kunt u vinden op de website van de firma Milk Bar.

5.3. Veel kleine porties

In de natuur komen de kalveren meerdere malen per dag voor het opnemen van melk bij hun moeders. Dat kunnen 6 tot 8 bezoeken per dag zijn. De lebmaag van het pasgeboren kalf kan slechts 2 l. bevatten. Maar niet alleen de inhoud beperkt de natuurlijke melkopname. Zelfs bij grotere kalveren met grotere lebmagen zorgen kleine hoeveelheden melk van ca. 2 l. per maaltijd voor een stabielere pH-waarde in de lebmaag. Dit komt doordat grote hoeveelheden melk een sterke daling van de pH-waarde in het zure lebmaagmilieu veroorzaken, en een lange pauze tot de volgende maaltijd zorgt ervoor dat de pH-waarde weer sterk stijgt. Dit kan naast problemen met de vertering onder bepaalde omstandigheden ook leiden tot maagzweren en andere klachten. Ideaal zijn daarom 4 tot 6 maaltijden van 2 tot 2,5 l over de dag verdeeld. Dit kan op de CalfExpert-drinkautomaat via bijbehorende instellingen in de voercurve worden gerealiseerd. Bij het drinken uit de emmer is dat op beperkte wijze mogelijk met aangezuurde melk en ad libitumdranken. Dit moet echter goed worden gecontroleerd.

6. Metabolische programmering

Grote hoeveelheden drank van minstens 10 tot 12 l melk per dag bevorderen de groei van de kalveren. Dat heeft langdurig positieve effecten op de latere ontwikkeling van de vaars tot aan de melkgift van de melkgevende melkkoe. Deze bevindingen werden in veel internationale onderzoeken bewezen en worden veelvuldig bevestigd in de praktijk.

Afgezien daarvan is het onbeperkte aanbod aan melk een heel normale behoefte van jonge zoogdieren. Behalve rundvee is er geen enkele andere diersoort waarbij het voeraanbod voor pasgeborenen beperkt is. Het aanbieden van voldoende melk is dus ook een ethische claim, waaraan wij ten opzichte van de jongere kalveren moeten voldoen.

Wanneer men kalveren ad libitum melk aanbiedt, drinken ze in de eerste levensweek tussen de 8 en 10 l. In de volgende weken stijgt de hoeveel deels tot over de 15 l. Wanneer men bovenstaande punten met betrekking tot melkkwaliteit en wijze van toediening in acht neemt, kunnen deze hoeveelheden melk ook zonder problemen worden gevoerd.

Er worden echter steeds weer twee punten van kritiek aangevoerd:

6.1. Hoge kosten van de ad libitumdranken:

Feit is, dat deze soort dranken de voerkosten van jonge dieren duidelijk doet stijgen. Bovendien wordt vaak kritiek geuit dat er bij het drinken uit emmers melkresten in de emmer achterblijven, die vaak worden weggegooid. Hier heeft de CalfExpert voordelen in vergelijking met het drinken uit een emmer, want hier blijven geen melkresten achter. Alleen de hoeveelheid die de kalveren werkelijk kunnen opnemen wordt aangeroerd.

Bij kunstmelk-dranken kunnen de extra kosten per kalf gemiddeld 50 tot 100 euro bedragen. Dat betekent een verdubbeling van de voerkosten! Deze kosten worden echter meer dan gecompenseerd door:

  • lagere dierenartsenkosten en betere gezondheid van de kalveren,
  • lagere opfokkosten bij een vroegere eerste afkalfleeftijd,
  • meer inkomsten door een hogere melkgift,
  • minder jongvee door een langere levensduur van de kudde.

De biologische en metabolische en economische voordelen van de metabolische programmering worden door tientallen onderzoeken wereldwijd bevestigd. Als voorbeeld dient hier het uitgebreide onderzoek “Preweaning milk replacer intake and effects on long-term productivity of dairy calves” van Soberon et.al. te worden genoemd.

6.2. Late opname van krachtvoer:

Als opfokdoel wordt veelvuldig aangevoerd, dat de kalveren vroeg moeten beginnen met het vreten van krachtvoer (KV). Deze KV-opname wordt echter vertraagd door een hoge melkopname zoals bij de ad libitumdranken.

Onderzoeken hebben echter aangetoond, dat intensief gedrenkte kalveren later een hoog opnamevermogen voor voer hebben. Dat schijnt te liggen aan het feit, dat de vertering en het totale metabolisme eraan gewend zijn om veel voedingsstoffen om te zetten. Dit zou ook de oorzaak kunnen zijn, waarom melkgevende koeien later meer melk geven. Ze schijnen het aanbod van voedingsstoffen beter te kunnen omzetten in hoeveelheden melk.

Meer informatie over het ad libitum-voeren vindt u in dit blogartikel.

7. Laat en langzaam spenen van de melk met 12 tot 14 weken

Het spijsverteringskanaal van de kalveren/vaarzen is pas met 4 tot 6 maanden volledig uitgerijpt. Pas op deze leeftijd komen de grootteverhoudingen van de verschillende rundermagen overeen met die van volwassen koeien. Dat betekent op zijn beurt dat de kalveren pas op deze leeftijd ruw- en krachtvoer net zo goed kunnen verteren als volwassen koeien. Dat kan echter ook betekenen, dat de kalveren tot deze leeftijd met melk moeten worden gevoerd om zich ongehinderd te kunnen ontwikkelen. Ten minste tot op zekere hoogte.

Kalveren worden van oudsher met 8 tot 10 weken van de melk gespeend. In enkele landen vindt het spenen van de melk zelfs al vroeger plaats. Er dient echter in het achterhoofd te worden gehouden dat de kalveren pas met 4 tot 5 weken beginnen met het ontwikkelen van enzymen die plantaardige eiwitten en koolhydraten kunnen afbreken. Zoals hierboven beschreven, duurt het dan nog vele weken, voordat het jonge rund in de natuur volledig onafhankelijk van het voeren met melk is. Wanneer het kalf al met 8 tot 10 weken van de melk wordt gespeend, wordt het spijsverteringssysteem vaak overweldigd en treedt er een zogenaamde spenenknik op, waarbij het kalf 1 tot 2 weken stopt met groeien of zelfs gewicht verliest. Dat toont aan, dat het kalf op deze leeftijd het energieverlies uit de melk nog niet volledig kan vervangen door plantaardige voedingsstoffen. Het wordt bovendien dramatisch voor het kalf, wanneer het spenen abrupt plaatsvindt, doordat hem bijvoorbeeld gewoon een volledige maaltijd wordt onthouden.

De laatste onderzoeken tonen een ander effect aan, namelijk een latente acidose die de kalveren kunnen doormaken: door het onthouden van de melk krijgt het kalf honger en neemt in de regel snel grotere hoeveelheden krachtvoer op (wat immers meestal het doel van deze maatregel is). Wanneer zetmeel, suiker en koolhydraten worden afgebroken in de pens, wordt een grote hoeveelheid vetzuren met een korte keten geproduceerd, die mogelijk niet door de pens kunnen worden gebufferd. Dat kan leiden tot acidose in de pens. Wanneer de vetzuren ook in de darm terechtkomen, kan dit leiden tot acidose in de dikke darm. (Neubauer et al 2020: Starch-Rich Diet Induced Rumen Acidosis and Hindgut Dysbiosis in Dairy Cows of Different Lactations)

In de meeste gevallen wordt dit echter niet ontdekt en gaan de kalveren gebukt onder een subklinische acidose. Ontstekingen van de darm en andere beschadiging kunnen hiervan de gevolgen zijn.

Dat betekent echter niet, dat we daadwerkelijk tot 6 maanden melk moeten voeren. Kalveren kunnen onder de juiste omstandigheden ook eerder compleet van de melk zijn gespeend. Wij adviseren daarom met ca. 5 tot 6 weken de beginnen met het langzaam verminderen van de hoeveelheid melk. De speenfase kan dan gemiddeld nog eens 6 tot 7 weken bedragen. Zo wennen de kalveren langzaam aan de opname van droogvoer en krijgen tegelijkertijd de goed verteerbare melk nog gedurende een bepaalde tijd.

Waarop men nog meer moet letten bij de planning van de passende voercurve, kunt u in dit blogartikel lezen.

8. Het doel: Een gezonde herkauwer!

8.1. Krachtvoeropname: Het gevaar van een te vroege en te snelle krachtvoeropname hebben we al in het laatste punt besproken. Want uiteindelijk is het doel van elke rundveehouder en elke rundveehoudster om gezonde herkauwers groot te brengen. Daarom is het belangrijk om de kalveren met name in de speenfase het juiste droogvoer aan te bieden. Daarbij gaat het erom om de kalveren licht verteerbare voercomponenten aan te bieden, die tegelijkertijd echter niet leiden tot de beschreven acidose. Zo zijn bijvoorbeeld energieleveranciers zoals maïs en haver bij het voeren van kalveren duidelijk beter geschikt dan zeer snel beschikbaar tarwezetmeel.

In onze blog-serie met drie artikelen gaan we met name in op waar het bij het voeren van krachtvoer op aankomt. Hier gaat u naar het eerste deel.

8.2. Hoi, stro of kuilvoer?

Dat runderen ideale verwerkers van ruwe vezels zijn, is natuurlijk bekend. We zien dan ook vaak vol onbegrip dat er voeradviseurs zijn die het aanbieden van hooi, stro of kuilvoer zoveel mogelijk willen uitstellen en de kalveren alleen krachtvoer willen aanbieden. Voor ons hoort het aanbieden van goed gestructureerde ruwe vezels in goed hooi of gehakseld stro bij het voeren van kalveren. Zonder de ruwe vezels kan met name de penswand niet goed ontwikkelen. Want het herkauwen is afhankelijk van het samentrekkingsvermogen van de pens.

Bovendien bestaat bij een gebrek aan ruwvoer het gevaar, dat kalveren hun natuurlijke behoefte aan gestructureerd voer bevredigen door het verontreinigde strooisel te vreten.

9. Groepshuisvesting van jonge kalveren

In de natuur scheiden de moeder en het pasgeboren kalf na de geboorte enkele dagen af van de kudde. Dat beschermt het jonge kalf en versterkt de band met de moeder. Later in de kudde kan men ook weer een afscheiding vaststellen. Deze keer zijn het de kalveren, die zich groepen van dezelfde leeftijd afscheiden van de kudde koeien en gezamenlijk de wereld verkennen.

Beide vaststellingen geven goede aanwijzingen over hoe een stressvrije groepshuisvesting van kalveren in moderne melkveebedrijven kan functioneren.

  1. Wanneer koe en kalf op het bedrijf worden gescheiden, is het nuttig om een ander dier bij het kalf te zetten waarmee het kan interageren en een sociale band mee op kan bouwen. In dit geval is de pijn van een scheiding bij het kalf na de geboorte vaak nauwelijks waarneembaar. Hiervoor zijn kleine groepen van 2 tot 3 kalveren geschikt. Bij de moeder is de pijn van de scheiding erger. Maar wanneer de scheiding pas na één of twee dagen plaatsvindt, is deze aanzienlijk erger omdat er zich al een sterkere band heeft ontwikkeld.
  2. In de groep moeten de kalveren voldoende plaats vinden om te ravotten en prikkels voor bezigheden. Daarbij is het nodig dat de kalveren beschermde plekken hebben om te liggen, slapen en rusten, ongestoorde plekken om te eten en veel ruimte om ongehinderd te bewegen. Het leeftijdsverschil mag daarbij niet te groot zijn. Een leeftijdsverschil van maximaal 2 weken is ideaal. Dat betekent, dat de groepen overeenkomstig de bedrijfsgrootte niet bijzonder groot zijn. De ruimte voor de kalveren moet tussen 2,5 en 4 m² per kalf zijn.

Wat er in het eerst als een typisch “compromis” uitzag, namelijk uit de individuele huisvesting de kleinst mogelijke groepshuisvesting met 2 kalveren (“Twin- of parenhuisvesting”) te vormen, heeft zich ondertussen goed bewezen in de praktijk. De kalveren ontwikkelen een goed sociaal gedrag en profiteren van elkaar. En ook wetenschappelijke onderzoeken tonen aan, dat kalveren die per paar worden opgefokt beter vreten en meer in gewicht toenemen dan kalveren in de individuele huisvesting. Hier vindt u een paar gegevens in het blog.

10. Drinkautomaat vanaf dag 3

Maar de huisvesting in TwinHutches of ook van kleine groepen tot 5 kalveren vertoont enkele zwakke punten omdat ze in de regel zijn gebaseerd op drinken uit de emmer. Wanneer men rekening wil houden met alle bovengenoemde punten ten aanzien van natuurlijke dranken met een soepele verandering van voer en veel kleine porties, kun je nauwelijks om het gebruik van een drinkautomaat heen.

Tot op heden is het gebruikelijk om de kalveren pas na 2 tot 3 weken aan de automaat te laten. Op dat moment worden ze uit de individuele of Twin-hokken naar een grotere groep gebracht. Daar gaat echter veel extra werk mee gepaard, omdat de kalveren op twee verschillende drinksystemen moeten worden aangeleerd (eerst (speen-)emmer, daarna drinkstation).

Ondertussen zetten veel bedrijven echter de CalfExpert al op de derde dag in. In individuele hokken of hokken voor twee kalveren worden de kalveren eerst twee dagen lang gevoerd met biestmelk. Op de derde dag worden ze dan aan de CalfExpert aangeleerd. Fitte kalveren drinken al in de eerste levensweek tot 10 l melk per dag, wanneer ze drinken via de drinkautomaat.

Critici van deze vroege groepsvorming beweren, dat de kalveren eerst immuniteit moeten ontwikkelen, voordat ze in een groep worden samengebracht. Met een erg goede colostrumvoorziening, zoals hierboven beschreven, zijn deze bezwaren echter ongegrond.

Om goed te kunnen functioneren moeten de groepen niet groter zijn dan 15 kalveren. Ook later heeft het geen zin om twee groepen samen te voegen. Daarom is volgens ons advies de maximale groepsgrootte in het NativeCalfConcept 15 dieren. Idealiter is het leeftijdsverschil in de groep niet meer dan drie weken. Dit advies heeft twee logische consequenties:

  1. De groepsgrootte kan ook minder dan 15 kalveren zijn, wanneer in de drie weken minder vrouwelijke kalveren worden geboren.
  2. Bij een drinkfase van 10 tot 11 weken heeft men vier groepen nodig, dat wil zeggen vier drinkstations! (1e groep: 1 tot 3 weken, 2e groep: 4 tot 6 weken, 3e groep: 7 tot 9 weken, 4e groep: 10 tot 11 weken, plus 1 week reinigen en leegstand).

Bij langere drinkfases zijn meer groepen nodig en daarmee ook een extra drinkautomaat.

Ook wanneer dit advies op het eerste gezicht duur lijkt te zijn, toont een algemene economische analyse aan dat de lagere arbeidskosten en lagere dierenartskosten meestal in het voordeel van de drinkautomaat zijn.

Conclusie Holm & Laue NativeCalfConcept

Door zich te richten op de echte, natuurlijke behoeften van kalveren op het gebied van voeding en sociale interactie met andere kalveren in een groepshuisvesting die geschikt is voor de soort, wordt het dierenwelzijn op conventionele melkveebedrijven gemaximaliseerd.

Ook de economische voordelen voor het bedrijf liggen voor de hand. Want ondanks de verhoogde kosten door intensiever en langer voeren van de kalveren zijn later minder kosten (door betere gezondheid, betere vruchtbaarheid en een langer leven) en hogere opbrengsten (door hogere melkgift tot in de 2e lactatie) het gevolg.

Dus een win-win-situatie voor de boerin/boer en het dier!

Droogstand- en geboortemanagement

Hierna willen we volledigheidshalve nog ingaan op de belangrijkste punten vóór de geboorte – want de gezondheid van het kalf hangt ook af van de gezondheid van de moederkoe en een goed geboortemanagement.

A) Stressvrij droogstandmanagement, zodat de foetus zich zo goed mogelijk ontwikkelt

Het leven van het kalf begint niet bij de geboorte, maar al met de bevruchting van de eicel. Ook wanneer de foetus in het lijf van de moeder optimaal wordt beschermd, kan de huisvesting en het voer van de moederkoe grote invloed hebben op de ontwikkeling van het kalf vóór en na de geboorte (pre- en postnataal).

  1. Invloeden van het voeren op de ontwikkeling van de foetus: In de droogstandfase is het voeren in twee fasen succesvol gebleken. 6 tot 8 weken vóór het afkalven wordt een energiearm rantsoen gevoerd, om het vet worden van de koe en daarmee gepaard gaande problemen bij de geboorte voor het kalf en stofwisselingsproblemen voor de koe te voorkomen. In de laatste drie weken groeit de foetus erg sterk. Het voeren van de koeien moet dienovereenkomstig worden aangepast. Hier moeten de koeien langzaam weer op het lactatierantsoen worden gebracht.
  2. Invloeden van stress op de ontwikkeling van de foetus: Onderzoeken van B. Dado-Sehn et al 2022 en Laporta et al 2017 tonen aan, dat kalveren waarvan de moeder als hoogdrachtige onder hittestress te lijden heeft gehad, zich slechter ontwikkelen. De gevolgen kunnen een slechtere immuniteit en een geringe groei zijn. Daarom is het belangrijk om ook de droogstaande koeien in de zomer tegen de hitte te beschermen.
  3. Invloeden op de kwaliteit van colostrum: De invloed van het voeren van droogstaande koeien op de colostrumkwaliteit is niet duidelijk gedocumenteerd. Zeker is dat een hoge melkinname direct na de geboorte leidt tot een verdunning van de biest. Hoeveelheden biestmelk van meer dan 10 l bij de eerste melkbeurt hebben vaak een te kleine IgG-concentratie.

Voldoende bètacaroteen voeren zou een positieve invloed hebben op de kwaliteit. Inentingen van de koe, bijvoorbeeld met RotaCorona, verhogen weliswaar niet het gehalte aan antilichamen, maar zorgen wel voor een specifieke aanpassing van de globuline aan deze ziekteverwekkers.

De kwaliteit van het eerste colostrum wordt ook negatief beïnvloed door stress in de droogstandfase.

B) Geboortemanagement

De geboorte van het kalf plaatst het management op het melkveebedrijf voor grote uitdagingen. De geboorte kan niet worden ingepland in de dagelijkse werkroutine. En zowel de duur als ook de afloop van de geboorte zijn volledig onberekenbaar.

Eigen zouden de koeien alleen moeten kalven en in de meeste gevallen is dat ook mogelijk. Maar soms is hulp bij de geboorte nodig en dan helpen duidelijke gedefinieerde en geoefende processen. Er zijn veel goede instructies, SOP's of video's op het internet te vinden over het optimale management tijdens de geboorte van het kalf. Als voorbeeld in het duitstalige gebied kan bijvoorbeeld de zeer gedetailleerde brochure van Dr. Katharina Traulsen en Dr. Marion Tischer in samenwerking met Boehringer Ingelheim worden genoemd. Ook de zeer uitgebreide videocursus over geboortemanagement van het “Initiative Tierwohl” wordt de lezer aanbevolen.

Voor het engelstalige gebied is bijvoorbeeld de informatie van Charles T. Estill “The calving process” erg gedetailleerd voorbereid.

Daarom zullen wij er op deze plek niet dieper op ingaan, dit gebied laten we over aan andere experts.

Contact
Handboek Kalf

Holm & Laue Handboek Kalf